donderdag 25 november 2010

De heerlijke hel van Liesbed-verrot.

De heerlijke hel van Liesbed-verrot.

Liesbed, je hoerige jaren,
Gaven ons oneindig veel plezier,
Wanneer onze pijlen mochten trillen,
In de scheur van je kier.

Jouw dijen en billen,
Deden ons rillen, en
Klaarkomen in je harige varkenskot,
Deden ons gillen van verrukking en genot.

Er gold geen taboe voor je brandende hel,
Rammende stampers, criminelen of Heren,
Overspeligen of vol met zweren, dikken en vetten,
Iedereen kon jouw blazoen onteren en bevlekken.

Achterlijken en dwazen,
Dieren en wilde stieren,
Door iedereen liet je je doorboren,
Van achteren en van voren.

Alles wilde je wel slikken, behaarde en kalen,
Jonge en bejaarden, wortels en peren,
Overgoten door het sperma van de jongeheren,
Liet je je rijkelijk door en voor het schuim betalen.

Rijen ondenkbaar,
Opgewonden stijve lullen,
Hebben in de loop der jaren,
Je stinkende kut mogen vullen.

Als trots rechtopstaande pluimen,
Liet je ze eerloos bij je binnenglippen en kruipen,
Om ze je in je geweldige ruimte,
Kreunend en soppend te laten wippen en neuken.

En je ingewanden vol te laten spuiten,
Met het zaad van die geile beren,
Ontelbare aantallen keren,
Om die woede te castreren.

Hele dorpen en steden,
Heb je zich laten vermaken in je prangende darmen,
Volksstammen vol heb je doen vlammen en verlammen,
Door ze woest in je lijf te laten rammen.

Als zielige hopen slap bungelend vlees,
Kropen ze tenslotte uit je lijf,
Het uitgekotste zaad bij je achtergelaten,
Verslagen, door een door-en-door verrot wijf.

Een vieze penetrante geur, van kuttenlucht,
Riekend naar verzuurd-hoer-zijn-verrot,
Niets kon ons beletten,
Op weg naar het hoogste genot.


(ziel-uitwerpselen van Jan Posch, 8 januari 2008.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten