In de Griekse oudheid werd het Lot gewoon geaccepteerd. We moesten er maar mee leren leven.
Het christendom
leerde dat de mensen hun lot maar in handen moesten leggen van God. Die
werd dus verantwoordelijk gehouden voor hun heil en zegen. Feitelijk werd hun
eigen verantwoordelijkheid afgeschoven op een hogere macht, die men God noemde.
In
de moderne tijd (na de Middeleeuwen) vindt
men dat het Lot maakbaar is. Mensen moeten hun eigen
verantwoordelijkheid nemen en kunnen daardoor over hun eigen lot beschikken.
( de Franse existentie filosoof Jean Paul Sartre is daar een sprekend
voorbeeld van).
Persoonlijk
ben ik een groot aanhanger van de opvatting van de oude Grieken.
Ik
vind: De mens wikt en het Lot beschikt.
De mens denkt over een eigen vrije wil
te beschikken, maar als het er echt op aan komt heeft hij niets in te brengen.
Mijn vader zei altijd: “ Er wordt voor ons gedacht”.
“God
is niet de schepper van de mens, maar de mens is de schepper van God”,( als
symbool van liefde, geweten en natuur en alwetendheid) . Met name natuurlijk,
omdat juist die begrippen ongrijpbaar voor ons zijn.
Natuurlijk
heeft de mens een eigen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij is wezenlijk
een vrij persoon, hoewel hij rekening moet houden met de vrijheid van andere
personen. Maar zijn eigen vrije wil is reusachtig beperkt, en dat komt door
zijn zware tekortkomingen.
Die
zijn zo talrijk en omvangrijk, dat hij daarmee zijn eigen probleem is geworden.
Gelukkig
kan het toeval (Lot) je ook toelachen.
Maar we blijven gevangen in het doolhof der dwaalwegen en kunnen ons bestaan ,(
dat volgens Arnon Grunberg ons woedend en radeloos maakt), slechts (tijdelijk)
verlichten via de uitwegen humor, creativiteit (kunst)en muziek.
Een
voorbeeld van de humor:
Een
vrouw staat naakt voor de spiegel in haar slaapkamer en verzucht tot haarzelf
en haar echtgenoot”. Oh wat ben ik toch dik, vet, rimpelig en lelijk”. Ik word
er deprimerend van. Kun je me niet even een compliment geven, Gerrit”.
Waarop
Gerrit antwoordt: “Je opmerkingsgave is absoluut verbluffend, Gré”.
“Maakt
deze jurk mijn kont dik?”, vraagt een vrouw aan haar man. “Neen, zegt hij, die
dikke kont komt van die ponden chocolade, die jij wekelijks naar binnen werkt”.
Een
stofzuigverkoper probeert bij een boerin in een verafgelegen boerderij indruk
te maken door te zeggen: “deze stofzuiger werkt zo goed, dat ik beloof de
restanten van deze stofhoop te zullen opeten, indien hij die niet op weet te
zuigen”, waarop de boerin antwoordt: “Oké, dan ga ik alvast een lepel halen,
want hier hebben we nog steeds geen elektriciteit”.
Een
echtpaar heeft weer eens een knallende ruzie. “Ik had voor jou wel zes keer kunnen trouwen. En die mannen waren
allemaal ook nog veel slimmer dan jij”.
“Tja, zegt haar echtgenoot, dat hebben ze wel bewezen”.
Een
chef en zijn secretaresse gaan vreemd. Na afloop van de vrijpartij, terwijl zij
haar rok vastknoopt, zegt zij: “Ik geloof nooit dat je vrouw dit goed zal
hebben gevonden”, waarop hij reageert met: “Oké, ga maar weer liggen, dan
zullen we het nog eens overdoen, maar dan beter”.
En een voorbeeld van scheppingskracht in de vorm van een limerick, inclusief het jouw welgezinde Lot:
“Alice, een lieftallige dame uit het plaatsje Sneek,
Maakte
binnen een week, mijn hart van streek,
Weldra,
eigenlijk vlak daarna,
Vertrok
deze schoonheid naar Amerika,
Spoedig
werd duidelijk, dat haar betovering ongeneeslijk bleek”.