maandag 30 september 2013

Het Lot.


In de Griekse oudheid  werd het Lot  gewoon geaccepteerd. We moesten er maar mee leren leven.

 

Het christendom  leerde dat de mensen hun lot maar in handen moesten leggen van God. Die werd dus verantwoordelijk gehouden voor hun heil en zegen. Feitelijk werd hun eigen verantwoordelijkheid afgeschoven op een hogere macht, die men God noemde.

 

In de moderne tijd (na de Middeleeuwen) vindt  men dat het Lot maakbaar is. Mensen moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen en kunnen daardoor over hun eigen lot beschikken. (  de Franse existentie filosoof  Jean Paul Sartre is daar een sprekend voorbeeld van).

 

 

Persoonlijk ben ik een groot aanhanger van de opvatting van de oude Grieken.

 

Ik vind:  De mens wikt en het Lot beschikt. De mens denkt  over een eigen vrije wil te beschikken, maar als het er echt op aan komt heeft hij niets in te brengen. Mijn vader zei altijd: “ Er wordt voor ons gedacht”.

 

“God is niet de schepper van de mens, maar de mens is de schepper van God”,( als symbool van liefde, geweten en natuur en alwetendheid) . Met name natuurlijk, omdat juist die begrippen ongrijpbaar voor ons zijn.

 

Natuurlijk heeft de mens een eigen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij is wezenlijk een vrij persoon, hoewel hij rekening moet houden met de vrijheid van andere personen. Maar zijn eigen vrije wil is reusachtig beperkt, en dat komt door zijn zware tekortkomingen.

 

Die zijn zo talrijk en omvangrijk, dat hij daarmee zijn eigen probleem is geworden.

 

Gelukkig kan het toeval  (Lot) je ook toelachen. Maar we blijven gevangen in het doolhof der dwaalwegen en kunnen ons bestaan ,( dat volgens Arnon Grunberg ons woedend en radeloos maakt), slechts (tijdelijk) verlichten via de uitwegen humor, creativiteit (kunst)en muziek.

 

Een voorbeeld van de humor:

 

Een vrouw staat naakt voor de spiegel in haar slaapkamer en verzucht tot haarzelf en haar echtgenoot”. Oh wat ben ik toch dik, vet, rimpelig en lelijk”. Ik word er deprimerend van. Kun je me niet even een compliment geven, Gerrit”.

Waarop Gerrit antwoordt: “Je opmerkingsgave is absoluut verbluffend, Gré”.

 

“Maakt deze jurk mijn kont dik?”, vraagt een vrouw aan haar man. “Neen, zegt hij, die dikke kont komt van die ponden chocolade, die jij wekelijks naar binnen werkt”.

 

Een stofzuigverkoper probeert bij een boerin in een verafgelegen boerderij indruk te maken door te zeggen: “deze stofzuiger werkt zo goed, dat ik beloof de restanten van deze stofhoop te zullen opeten, indien hij die niet op weet te zuigen”, waarop de boerin antwoordt: “Oké, dan ga ik alvast een lepel halen, want hier hebben we nog steeds geen elektriciteit”.

 

Een echtpaar heeft weer eens een knallende ruzie. “Ik had  voor jou wel zes keer kunnen trouwen. En die mannen waren allemaal ook nog  veel slimmer dan jij”. “Tja, zegt haar echtgenoot, dat hebben ze wel bewezen”.

 

Een chef en zijn secretaresse gaan vreemd. Na afloop van de vrijpartij, terwijl zij haar rok vastknoopt, zegt zij: “Ik geloof nooit dat je vrouw dit goed zal hebben gevonden”, waarop hij reageert met: “Oké, ga maar weer liggen, dan zullen we het nog eens overdoen, maar dan beter”.
 
 
En een voorbeeld van scheppingskracht in de vorm van een limerick, inclusief het jouw welgezinde Lot:

 

“Alice,  een lieftallige dame uit het plaatsje Sneek,

Maakte binnen een week, mijn hart van streek,

 

Weldra, eigenlijk vlak daarna,

Vertrok deze schoonheid naar Amerika,

 

Spoedig werd duidelijk, dat haar betovering ongeneeslijk bleek”.

 

 
Jan Posch, 30 september 2013.

 

 

 

dinsdag 24 september 2013

Alice, mijn tijdloos sprookje.


Aan Alice,  mijn tijdloos sprookje.



Verlossing.


 Jij kwam zomaar uit het niets,

Vanuit een luchtkasteel,

Als een blonde  engel met vleugels,
Daalde je liefelijk bij me neer.


Op het juiste moment in de tijd,

Als mijn redder en verlosser,

Verscheen je in mijn leven,

Alsof je wist van al mijn droefheid en leed.


Een sprookje werd werkelijkheid,

Op zes, acht en twaalf september,

Werd mijn diep gekwetste ziel en zaligheid,

Door jouw schoonheid bevrijd.


Alice , uit het wonderlijke land,

Jij bent mijn levend geworden droom,

Mijn licht in de duisternis,

Mijn harmonieuze melodie.


Als jij naar mij  lacht,

Voel ik mij  week en zacht,

Als jij er bent,

Krijg ik een gevoel die ik lange tijd niet heb gekend.


En altijd, wanneer ik aan je denk,

Mistig of helder, maar immer voortdurend,

Voel ik innige blijdschap,

En ervaar ik je weer als een kostbaar geschenk.



Jan Posch, 15 september 2013.