1.
Wij
zijn slechte beslissers en echt rationeel handelen schijnt bijzonder moeilijk voor ons te zijn.
2.
Wij
zijn dol op informatie, die strookt/overeenkomt met onze opvattingen.
3.
Wij
laten ons onbewust leiden door recente ervaringen en waarnemingen.
4.
Wij
denken dat mensen die iets goed kunnen, overal goed in zijn.
5.
Wij
hebben de neiging om achter leiders aan te lopen,die overtuigend overkomen, ook
al zijn het megalomane lieden.
6.
Wij
zijn vooringenomen, wij hanteren drogredenen, wij leven met valse illusies,
negeren bepaalde zaken, indien die ons niet welgevallig zijn en overschatten
onszelf schromelijk.
7.
Wij
laten ons (telkens opnieuw) bedonderen, vooral door mensen die een grenzeloos optimisme
uitstralen, en lopen als een kip zonder kop achter deze schijnzekere figuren
aan.
8.
Vanzelfsprekendheid
zien wij op een bepaald moment niet meer.
9.
We
onderschatten grote risico’s en overschatten kleine risico’s. (centen-wijs en
ponden-gek).
10.
Wij
varen bijna altijd op incomplete informatie en oordelen desalniettemin
navenant.
11.
Wij
kunnen niet plannen, omdat het voor een mens onmogelijk is zich iets helder
voor de geest te krijgen, hetgeen hij nog niet eerder heeft meegemaakt.
12.
Wijsheid
achteraf komt altijd, met name wanneer wij iets, uit pure angst of toevallig, al eens vooraf
gedacht hebben. Deze wijsheid wordt dan vervolgens schromelijk overdreven en zeker in die
gevallen wanneer iets toevallig waarheid blijkt te zijn geworden.
13.
Wij
zijn onverbeterlijke optimisten, die hun eigen kunnen schromelijk overschatten.
14.
Wanneer
een roekeloze leider het geluk heeft dat hij achteraf gelijk blijkt te hebben,
hijsen we hem subiet op het schild en vereren we hem, totdat het moment komt dat
hij door het ijs zakt.
15.
Wij
hebben de neiging om slachtoffers de schuld van hun lijden te geven. (wanneer er twee kijven, dan
zullen ze allebei wel schuld hebben).
16.
We
willen graag geloven, dat wij in een rechtvaardige wereld leven, waarin goede
mensen, goede dingen overkomen en slechte mensen, slechte dingen.
17.
Wij
blijven onszelf uniek vinden. Wij denken rechtvaardiger, eerlijker en
gevoeliger te zijn dan anderen, waarschijnlijk , omdat wij een ander niet in
zijn hoofd kunnen kijken.
18.
Wij
meten met twee maten. We leggen voor onszelf een makkelijkere maat aan, dan voor
anderen, doordat wij een gebrek aan inlevingsvermogen in anderen hebben en het eenvoudiger is om zich daarin niet al te veel te verdiepen.
19.
Wij
willen niet de les te worden gelezen door anderen, ook niet wanneer die gelijk
hebben. Integendeel, op zulke momenten zetten wij onze hakken in het zand en
beschermen wij met alle mogelijke middelen onszelf om egoverlies te voorkomen
(denken we).
20.
Wij
hebben een voorkeur voor bevestiging. Wij willen het andere geluid eenvoudigweg
niet horen. Als we er niet onderuit komen om die aan te moeten horen, dan
kennen we daar minder gewicht aan en hebben vervolgens de sterke neiging om
deze informatie weer snel te vergeten.
21.
Wij
lijden aan wij-zij denken. Wij hebben een zeer sterke voorkeur voor de eigen
groep, ongeacht hoe deze tot stand is gekomen. Wij willen kost wat het kost bij
deze groep blijven behoren en hebben de neiging om andersdenkenden als vijandig
te zien.
22.
Wij
zijn vooral op moeilijke momenten te zacht (soft) en te aardig om goede
besluiten te nemen. (zachte heelmeesters maken stinkende wonden).
23.
Wij
laten ons sterk leiden door het gedrag van anderen. Wij zijn als makke schapen,
die zich naar de slachtbank laten brengen. Wanneer een kamer zich langzaam met
rook vult reageren wij minder snel op deze onverkwikkelijke situatie, in het
geval er ook andere mensen in die kamer zitten, ( die niet reageren).
Jan
Posch, 4 mei 2012.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten