woensdag 22 december 2010

Over marktdenken, staatsdenken en sociale ongelijkheid.

Wat is beter voor onze economie en de wereldeconomie, een door de Staat gereguleerde economie of een economie gebaseerd op het vrije marktmechanisme?

Op het eerste gezicht het vrije marktspel natuurlijk. Alles wat aan regels gebonden is werkt nu eenmaal stroef. Adam Smith (1723-1790) , de uitvinder van het liberalisme , schreef al in 1776 in zijn hoofdwerk Wealth of Nations over de voordelen van vrijhandel en arbeidsdeling. Weg met alle handelsbeperkingen en weg met het protectionisme (=bescherming van eigen handelsposities).

Deze filosofie maakte na de val van de Berlijnse muur in 1989 en de ineenstorting van de voormalige Sovjet-Unie grote opgang. De vrije handel zou onze maatschappij in hosanna-sferen brengen.
Wij weten nu allemaal wel, waar een onbeperkte en ongelimiteerde markthandel toe kan leiden. Zelfverrijking en zakkenvullerij zijn de ongewenste gevolgen van het loepzuivere liberalisme. Het verschil tussen arm en rijk neemt toe. Het geld verdwijnt voor 90% in de zakken van de 10% kapitalisten.

Je zal dus een methode moeten zien te vinden, waardoor de uitwassen van dit kapitalisme beperkt zullen blijven.  Toezichthouders zullen ongebreidelde zelfverrijking moeten beteugelen. Bovendien zal een gezonde concurrentie op de markt prijsverlagend uitwerken. Monopolies zijn in deze het kwaad en dienen verboden te worden, waarover onze Neelie Smit Kroes kan meepraten.

Bovendien moet je openbare nutsbedrijven niet op commerciéle basis inrichten. Zulke instellingen kunnen beter in handen blijven van een semi-overheid, maar dan wel zonder winstbejag.

Maatvoering dus en geen raszuivere ideologie, zoals de Amerikaanse filosoof Francis Fukuyama reeds voorspeld had. Het vrije-marktdenken heeft de neiging tot korte termijn-denken en dat levert op termijn geen groei op.

Overigens had de reeds gememoreerde Adam Smith hiervoor al gewaarschuwd. Hij wilde de economie een morele bedding geven. Hij doorzag de trivialiteit van de gepriviligeerde adel en monopolie-positie van de Britse Oostindische Compagnie maar al te goed.
Deugdzaamheid en zedelijkheid waren  voor deze verlichte denker en moraalfilosoof  absolute voorwaarden voor het succes in de economie.
Hij was niet voor niets een aanhanger van zijn landgenoot David Hume, die stelde dat onze rede, de slaaf van onze passies was en  het christendom als een sprookje naar de prullenbak verwees.
Maar zij waren geen idealisten, die geloofden in het goede van de mens. Zij zagen heel goed dat de mens alleen goed doet, wanneer hij er zelf beter van kan worden. De medemens moet verleid worden tot het afnemen van goederen. Hoe realistisch. Iedere dag kunnen wij getuige zijn van deze uitgesproken opvattingen. Wat zijn ze aardig voor je, wanneer je iets aan je denken te kunnen verdienen. Het opportunisme zit genetisch in de mens gebakken en verankerd.
Echter bij monopolies en bankiers gaat deze vlieger niet op. Daar is geen persoonlijk gewin bij. Daar is niemand meer persoonlijk verantwoordelijk. Daar kan men zich achter iedereen verschuilen. En dat noemen wij dus verloedering en verloedering is moreel verval en daaraan gaan zogenaamde beschavingen zoals de Romeinen aan ten gronde.
Smith zei: het verval ligt niet aan de markt, maar aan de voorwaarden, waaronder die markt moet functioneren. Op deze manier bezien, mag het geen wonder heten, dat links niet beloond wordt voor de financiéle crisis. Het is het systeem, het is het instituut , het is de instelling, het is feitelijk de Staat, die faalt.

Jan Posch, 22 december 2010.

N.B. De liberalen en de socialisten kunnen dus nog een aardig robbertje vechten over de vraag wie de verantwoordelijkheid moet dragen over deze ontstane sociaal -economische ongelijkheden. Wie is hier conservatief-behoudend en wie is hier progressief-rekkelijk wanneer het aankomt op de vraag in welke mate er verandering moet komen in deze gesignaleerde ongelijkheid. Daarom dus, is politiek zo lastig, vooral wanneer je bedenkt, dat sociale ongelijkheid aan ons bestaan verkleefd zit. Denk maar eens aan grondbezit in met name agrarische samenlevingen, kapitaal en grond bij de adel, kapitaal in industriële en kennis in de huidige samenleving. En vergeet vooral niet de aanwezige hoeveelheid genetische potenties bij vruchten in de baarmoeder.

 Janneman.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten