Gedicht
van moeder op 94e jarige
leeftijd, ter vertroosting.
A “Jan”.
Als
buiten de dagen kort zijn,
Is
het binnen gezellig en licht,
Juist
die tegenstelling,
Vormen
een lijn van evenwicht.
Door
het één , kan je het andere meer,
Als
je dit weet te waarderen geeft dat leven zin,
Later
heb je minder te begeren,
Leef
je alleen in je herinnering.
Maar
wie veel liefde geeft,
Zal
innerlijk niet verarmen,
Dat
je met je eigen licht,
Menig
ander kan verwarmen..``
Trijnie Posch-Root op 25 november 2013,
B. “November”.
Als
de bomen hun blad verliezen,
Als
in de natuur niets meer groeit,
Als
het nachts licht gaat vriezen,
Als
de storm met de bladeren stoeit,
Als
de zon niet door de mist heen kan dringen,
Als
de vogels geen lied meer zingen,
Alles
is buiten koud en kil ,
Maar
van de wolkenluchten word je stil.
Als
je dit alles samenvat,
Kijk
dan op één na laatste blad,
Van
de kalender,
Dan
kan ik mij vergissen,
Maar
het kan haast niet missen,
Dan
is het November/
Trijnie
Posch-Root , 12 november 2013.
C. Winter van toen.
Als sloot en plas waren dichtgevroren,
Dan was het voor ons kinderen feest,
Ondanks de Noordooster en met koude oren,
Zijn we vaak op het ijs geweest.
Zonder Noren of een slee,
Maar met een oude stoel,
Leerden we schaatsen.
Om na afloop , blij en tevree,
Met rode wangen en een hongerig gevoel,
Ons naar de broodtrommel te haasten,
De smaak van het broodje, met suiker en stroop,
Is nu, ondanks alles, nergens te koop,
De chocolademelk op de kachel,
Die roodgloeiend stond,
DE wanten en de schaatsen er weer achter op de grond.
En niet te vergeten,
De natte kousen met hier en daar een gat,
Die ons Moeder , na het eten nog te drogen en te stoppen had,
Rozig en rillerig met een warme kruik naar bed,
Nog nagenietend van de fijne ijspret,
Kwam Moe ons nog even instoppen,
Met een zoen,
Dat was onze jeugd van toen.
Trijnie Root-Posch. 5 december 2013.
Dan wordt het voor een ieder die dit leest,
Een blij en een gezegend feest.
C. Winter van toen.
Als sloot en plas waren dichtgevroren,
Dan was het voor ons kinderen feest,
Ondanks de Noordooster en met koude oren,
Zijn we vaak op het ijs geweest.
Zonder Noren of een slee,
Maar met een oude stoel,
Leerden we schaatsen.
Om na afloop , blij en tevree,
Met rode wangen en een hongerig gevoel,
Ons naar de broodtrommel te haasten,
De smaak van het broodje, met suiker en stroop,
Is nu, ondanks alles, nergens te koop,
De chocolademelk op de kachel,
Die roodgloeiend stond,
DE wanten en de schaatsen er weer achter op de grond.
En niet te vergeten,
De natte kousen met hier en daar een gat,
Die ons Moeder , na het eten nog te drogen en te stoppen had,
Rozig en rillerig met een warme kruik naar bed,
Nog nagenietend van de fijne ijspret,
Kwam Moe ons nog even instoppen,
Met een zoen,
Dat was onze jeugd van toen.
Trijnie Root-Posch. 5 december 2013.
Kerstmis.
Donkere
dagen voor kerstmis,
Dagen,
waarop het licht spaarzaam is,
Maar
waar we allen naar verlangen,
Daarom
gaan wij een boom behangen.
Die
dat licht uit zal stralen,
Maar
aan ons, die bepalen,
Of
het wel zinvol is,
Gezien
de rijkelijke en overvloedige dis.
Is
het allemaal maar schijn,
Het
gaat erom wie wij zijn,
Een
beetje Liefde, maar ook begrip,
Voor
onze medemens, daarom onze wens,
Om
niet alleen in deze dagen,
Maar
altijd elkaar te verdragen,
Om
op ’t kerstfeest te bezinnen,
Moet
je eerst bij jezelf beginnen.
Erkenning.
Waarom
deze versjes zijn geschreven,
Omdat
ik hierin mijzelf kan zijn,
Want,
in het diepst van mijn wezen,
Kon
ik mijn gevoelens niet kwijt aan jou,
Als
niemand luisteren wou,
Niet
één had even tijd,
Dan
zocht ik naar wat warmte en gezelligheid,
En
in de kilte van deze tijd,
Greep
ik naar mijn pen en schreef,
Wie
ik was en wie ik ben.
Trijnie
Posch-Root, (1919)
December
2014.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten